De vrijmetselarij definiëren is moeilijk, omdat het een bijzonder meervoudig begrip is. De definitie is afhankelijk van de nadruk die gelegd wordt op één bepaalde interpretatie.

René Pieyns stelt in zijn Encyclopedie van de blauwe vrijmetselarij dat er zes verschillende invalshoeken zijn om tot een definitie te komen. Deze zijn:

  1. een doelmatige definitie – een broederschap: De vrijmetselarij is een middel om oprechte vriendschap te stichten tussen personen die anders in voortdurende verwijdering zouden gebleven zijn. Welwillende en oprechte individuen vormen een collectiviteit of broederketen waar vertrouwen en vriendschap heerst. Binnen deze broederketen zijn alle schakels gelijk. De broederketen werkt als een eenheid, die veel krachtiger en efficiënter functioneert dan wanneer elk individu alleen zou optreden.
  2. een methodieke definitie – een initiatieke gemeenschap: De vrijmetselarij hanteert als werkmethode de initiatie, dit wil zeggen de stelselmatige, graduele en gestructureerde inwijding van haar leden tot volwaardige vrijmetselaars. In deze zin vormen de vrijmetselaren een filosofische elite van ingewijden in filosofische opvattingen die niet toegankelijk zijn voor profanen.
  3. een organisatorische of structurele definitie – een hiërarchische orde: De vrijmetselarij kan slechts bestaan als specifieke organieke structuur, wat typerend is voor de vrijmetselarij. Dit vertaalt zich in een uitwendige en zichtbare hiërarchie op collectief (bestuurlijk) niveau en een inwendige (onzichtbare) hiërarchie op individueel en initiatiek niveau.
  4. een inhoudelijke definitie – een ethische gemeenschap: Van iedere vrijmetselaar wordt verwacht dat hij of zij door zijn of haar ‘metselactiviteit’ een beter mens wordt. Het geheel van riten dat hiervoor wordt gebruikt is doorspekt met een specifieke symboliek, eigen aan de vrijmetselarij. Dit is het praktische middel om deze inhoudelijke ethische boodschap over te brengen.
  5. een praktische definitie – een levenshouding: Hier wordt het accent gelegd op de fundamentele grondhouding waarvan elke vrijmetselaar moet getuigen. Het geloof in de maakbaarheid, het permanente kunnen verbeteren van de mens, enerzijds op individueel vlak, anderzijds op collectief vlak. De symboliek die daarbij gehanteerd wordt is die van de tempelbouw van koning Salomo die staat voor de tempel van de maatschappij. Deze grondhouding is de basis van de zingeving in het leven van elke vrijmetselaar.
  6. een romantische definitie – het geloof in utopieën: Het geloof in een – volmaakt en momenteel nog niet bereikt – utopisch einddoel gelegen in de toekomst dient als oriëntatiepunt van de arbeid. Het geloof in een universele broederschap van alle mensen, ongeacht verschillen in geloof, cultuur, taal, ras enz. wordt gezien als motiverende factor voor het handelen. Er wordt gestreefd naar geïnstitutionaliseerd kosmopolitisme. Het wezen van de vrijmetselarij als ‘société de pensée’ of als draagster van de beschaving maakt van haar een soort laboratorium waar experimenten met betrekking tot het sociale en culturele leven worden uitgevoerd of waar nieuwe ideeën worden uitgewerkt.